VERHAAL - DE BEDEVAART VAN DE SCHOENLAPPER

Abdoellah was naar Mekka geweest voor de bedevaart. Doodmoe kwam hij thuis en ging meteen naar bed. ’s Nachts had hij een vreemde droom. Hij droomde dat er twee engelen uit de hemel een gesprek met elkaar hadden over de bedevaart. Abdoellah kon precies horen wat ze tegen elkaar zeiden.
Een engel vroeg: “Weet jij hoeveel mensen er naar Mekka zijn gegaan?”
De ander antwoordde: “Minstens zeshonderdduizend!”
“En weet je ook hoeveel bedevaartgangers door Allah gezegend zijn?”
“Schrik niet, geen enkele! Niemand heeft een goede bedevaart gedaan.”

“Ach, wat jammer,” dacht Abdoellah spijtig. “Al die moeite en zoveel geld, allemaal voor niets. Hoe kon dat nou?”
Toen hoorde hij de andere engel zeggen: “In Damascus woont schoenlapper Ali. Hij zou ook naar Mekka gaan, maar op het laatste moment ging het niet door. Toch is zijn bedevaart gezegend en aanvaard door God. En weet je, door zijn bedevaart zijn al die andere bedevaartgangers die wél naar Mekka zijn geweest ook gezegend.”

De volgende ochtend werd Abdoellah wakker en dacht na over wat hij gedroomd had. Hij snapte er niets van. Hoe kon je nu niet naar Mekka geweest zijn en toch ook weer wel?
Hij wilde erg graag weten wie die Ali was en wat er nu precies gebeurd was tijdens die bedevaart. Daarom besloot hij opnieuw op reis te gaan, maar nu naar Damascus.

In Damascus aangekomen vroeg hij aan de eerste de beste voorbijganger waar de schoenenwinkel van Ali te vinden was. Deze stuurde hem de hele stad door, langs straatjes en steegjes en eindelijk stond Abdoellah voor de winkel van Ali. Hij vertelde van zijn vreemde droom en vroeg aan Ali: “Vertel me eens, ben je nu wel of niet in Mekka geweest?”
En Ali vertelde: “Ik wilde dolgraag naar Mekka gaan en ik had eindelijk na jarenlang sparen genoeg geld bij elkaar.”
“Maar waarom ging je dan niet, wat heb je dan met al dat geld gedaan?”
Ali vertelde verder: “De dag voor ons vertrek, de koffers stonden al klaar, rook mijn vrouw een heerlijke geur van gebraden vlees. Ze zei: ‘Wat ruikt het lekker, ach zou jij voor mij een stukje van dat vlees willen halen?’ De geur kwam bij de buren vandaan. Ik deed mijn schoenen aan en liep naar de overkant. Ik klopte op de deur en de buurman deed open. Ik vroeg: ‘Mijn vrouw zou zo heel graag een stukje van dat heerlijke vlees willen hebben. Kan dat?’
De buurman werd verlegen en zei: ‘Mijn vrouw en ik en onze kinderen hebben al bijna een week niets gegeten. Ik was bang dat ze van de honger dood zouden gaan en ging naar buiten omdat ik niets anders wist te doen. Daar buiten vond ik een dode ezel. Ik sneed er een stuk van af en bracht het mee naar huis. We hebben het vlees gebraden en dat is nu die lekkere geur. Maar ik mag het jou niet geven want jij mag geen vlees eten van een dier dat is dood gegaan. Dat is verboden. Het spijt me …’
Toen ik dat hoorde ben ik naar huis gegaan zonder een stukje vlees,” vertelde Ali verder.


 

“Ik schaamde me omdat ik niets wist van de armoede van mijn buurman. Ik had zelf zoveel geld gespaard om naar Mekka te gaan en mijn buren hadden niet eens iets te eten.
Dezelfde avond ben ik nog teruggegaan en heb al mijn gespaarde geld aan mijn buurman gegeven. Ik zei tegen hem: ‘Gebruik het geld om je familie eten te geven en goed te verzorgen. Dit zal mijn bedevaart zijn.”

Ali had zijn verhaal verteld en keek Abdoellah aan met een blik van ‘begrijp je hoe moeilijk het allemaal was?’
Abdoellah snapte het helemaal. De engelen hadden gelijk. Een betere bedevaart naar Mekka had niet gekund! De volgende dag ging Abdoellah tevreden terug naar huis.
 

 

 



© Missio Nederland, 2013
Dit verhaal is overgenomen uit ‘Met hart en ziel’, een uitgave van Missio.